Na 1 oktober 1944 was Wageningen een lege stad en werd de stad en omgeving Spergebied. Verboden gebied voor burgers.
Wageningers, die in de omgeving gehuisvest waren, probeerden bij de Ortskommandant in Ede een bewijs te krijgen om Wageningen te bezoeken. Meestal kregen ze dat, voor één dag. Onder granaatvuur probeerden de mensen nog iets van hun bezittingen op te halen. Velen probeerden het ook zonder een bewijs.
Als men gesnapt werd, tot eind 1944, viel het meestal wel mee, sommigen werden een poosje opgesloten of moesten door de Duitsers bewoonde huizen schoonmaken.
Gedurende de kerstdagen 1944 zijn honderden Wageningers, ongehinderd door de Duitsers, naar hun stad getrokken.
Na de kerstdagen werd het allemaal veel strenger, niemand mocht meer zonder geldige bewijzen in het Spergebied komen.
In het eerste kwartaal van 1945 lag te Bennekom de 13e compagnie van het 84e Regiment. De regimentscommandant was de SS Standartenführer H.M Lippert. Het was een zware Landstormcompagnie. De compagniecommandant was Hauptman Schultz. De luitenant was Jente Berger, een Nederlander geboren in Lonneker maar woonachtig in Enschede.
Het compagniesbureau was gevestigd in de boerderij Droevendaal. Er schuin tegenover aan de Bovensteeg in de boerderij van J. Jacobs was de wapenkamer van de compagnie.
Op het compagniesbureau berustte de leiding bij de sergeant-majoor-administrateur Kaszberg een man die alles wat Nederlander was fel haatte. Op de wapenkamer werkte zijn oppasser de Nederlander Cornelis Adriaan Kooijmans oorspronkelijk betonwerker van beroep afkomstig uit Werken-Sleeuwijk.
Lippert had bepaald dat ieder die zonder geldige papieren in het spergebied werd aangetroffen moest worden doodgeschoten. Zowel Schultz als Kaszberg beijverden zich zijn orders stipt uit te voeren.
Lippert had een vaste patrouille aangewezen, ze waren met zorg uitgekozen, het waren de onderofficier Horch en de manschappen Smirne en Riege. Zij doorkruisten voortdurend het spergebied. Wie zonder wettige toegangsbewijzen door Horch werd gevonden was ten dode opgeschreven, ook al kon men zijn onschuld aantonen.
Zodra iemand werd gegrepen, moest de ordonnans Lodewijk Visbach met de in beslag genomen papieren naar het regimentscommando en dan bracht hij steevast het bevel mee: Doodschieten. Een verhoor was niet nodig.
Achter de wapenkamer was een schuilgat, de gevangenen werden op de rand gezet en neergeschoten, veelal door Kooijmans en Arie Broodman, ook een Nederlander.
Er werden in die periode 19 burgers doodgeschoten.
Hans Michel Lippert werd door het Bijzonder Gerechtshof in Arnhem veroordeeld tot 10 jaar.
Arie Broodman deserteerde en Cornelis Adrianus Kooijmans werd gearresteerd en op 3 juli 1946 door het Bijzonder Gerechtshof in Arnhem ter dood veroordeeld. Op 10 juni 1947 werd de doodstraf omgezet in levenslange gevangenisstraf. Op 16 november 1951 werd de levenslange gevangenisstraf omgezet in een gevangenisstraf van 16 jaar ingaande op 8 juni 1945 de dag van de arrestatie.
Bronnen
Marketgarden.com, A.M. van Gent
Kroniek van Ede, Th.A. Boeree.
Ede 1940-1945, Vincent Lagerweij en Gert Plakkringa.