Door artillerievuur van het Nederlandse leger in mei 1940 veranderde het westelijke deel van de Hoogstraat en de omgeving van de Grote Kerk in een rokende puinhoop. Ook de omgeving van Hotel de Wereld werd zwaar getroffen.
Geheel verwoest werden 132 panden, waaronder 71 particulieren woningen, 13 boerderijen, 30 winkels, 2 cafés, 8 fabrieken, pakhuizen en werkplaatsen, 6 openbare gebouwen en 2 overige gebouwen.
Ernstig beschadigd werden 112 gebouwen, waaronder 45 particulieren woningen, 10 boerderijen en 29 winkels. 494 panden waren licht beschadigd.
150 gezinnen waren dakloos geworden.
De Grote of Johannes de Doperkerk
In mei 1940 werd de kerk door de Nederlandse artillerie vanaf de Grebbeberg beschoten en veranderde evenals de omgeving in een gloeiende puinhoop.
Het dak en de gewelven stortten vrijwel geheel in. Van de toren was alleen de romp blijven staan, de spits was naar beneden gekomen evenals de klokken die ernstig beschadigd waren. Lees verder >
Strijd om de Grebbeberg
Alle informatie over de strijd om de Grebbeberg in mei 1940 is te vinden op de uitgebreide website van Stichting de Greb.
Informatie over het Militair Ereveld is eveneens te vinden op bovenstaande website.
Puin ruimen 1940
Nog voor de terugkeer van de bevolking werd in het zwaar getroffen Wageningen begonnen met de organisatie van een opruimingsdienst voor het vrijmaken van de wegen en het voorlopig dichten van de vernielde ramen en deuren.
lees verder
Het vrijmaken van de doorgaande wegen werd verricht door Duitse militairen.
Het herstel van wegen en bruggen door de Organisation Todt (O.T.) Deze organisatie hielp ook mee met het puinruimen rondom de Grote Kerk.
Door de commissaris der koningin in de provincie Gelderland was als loco-burgemeester aangesteld Wilhelmy van Hasselt, administrateur bij de Landbouwhogeschool.
Deze probeerde met acht vrijwilligers en een paar Duitse soldaten vanaf 15 mei de stad te behoeden voor plunderingen en nieuwsgierigen te weren.
De inspecteur van politie Boerema arriveerde op donderdagmorgen 16 mei in Wageningen met 150 Burgerwachters in een poging de bezittingen van de bewoners te bewaken.
Met 22 Rijksveldwachters, 150 Burgerwachters, 8 Duitse militairen en vrijwilligers werd getracht onbevoegden buiten de stad te houden en plunderingen te voorkomen.
Vanaf 20 mei begonnen de Wageningse aannemers en hun personeel met het omtrekken van gevaarlijke gebouwen en het tijdelijke herstel van de binnenwegen. Op 23 mei werden zij ontheven van de tewerkstelling in het algemeen belang en konden zij na een vergunning van de dienst gemeentewerken aan de slag bij particulieren.
Vervolgens gingen arbeiders in de werkverschaffing en vrijwilligers aan de slag om het puin op te ruimen. Daarbij werd zeer grondig tewerk gegaan. Stond een gebouw of wat daar van over was op de nominatie om gesloopt te worden, dan werden niet alleen de bouwresten bovengronds afgebroken, maar ook de fundamenten en kelder volledig verwijderd.
Nog gave stenen, houtwerk en ander bruikbaar bouwmateriaal moesten in verband met de te verwachte schaarste zorgvuldig bewaard worden.
Door de puinhopen werd smalspoor aangelegd en met lorries werd het puin afgevoerd.
Het overtollige puin werd voor het grootste deel op een strook grond aan de Nieuweweg gedeponeerd en vormde daar een metershoge berg.
Met de rest werd een tankval in de Nude gedicht. Hierin kwamen ondermeer de door de hitte van de brand gebarsten grafplaten uit de Grote Kerk terecht.
De grote voortvarendheid waarmee gemeentewerken, onder dekking van de ruime bevoegdheden van de Algemeen Gemachtigde voor de Wederopbouw ir. J.A.Ringers bij het puinruimen en onteigenen te werk ging, wekte hier en daar flinke weerstand op.
Op gezag van Ringers werden op 1 juli 1940 ‘alle overblijfselen van verwoeste opstallen in Wageningen’ ten name van de gemeente onteigend.
Wederopbouw Wageningen 1941
Bronnen
10 mei 1940 Wageningen in oorlogsbrand, Ad Rietveld
Verwoesting en wederopbouw van Wageningen 1940-1945, C.D. Gast
Gemeentearchief Wageningen
Wageningen in bewogen tijd, G. de Waert