In 1940 was ir. M.J. IJzerman burgemeester van Wageningen, de wethouders waren Th.J.J. Vonk en W. van der Weide.
Gemeentesecretaris was P. Bergsma.
De gemeenteraad bestond uit de personen dr. J.R. Beversluis, H. van Dam, S.J. Daniëls, J. Dolphijn, J.H. Geldhoff, F.B. Jordens, J. van de Peppel, W. Roskam, J. Rothuizen, prof. dr. H.J.C. Tendeloo, J.H. Thijs, J. van Triest en G.J.C.W. Westland.
Eind juli 1940 werd door de Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandse gebied bepaald, dat de leden van gemeenteraden die lid waren van de Communistische Partij Nederland of de Revolutionair Socialistische Partij Nederland, per direct de werkzaamheden als gemeenteraadslid dienden neer te leggen.
De leden H. van Dam en J. Dolphijn moesten vanaf die datum hun werkzaamheden voor de raad staken.
Gekozen bestuursorganen waren vanaf juli 1941 verboden door het nazibewind.
De bezetter verordonneerde dat de werkzaamheden van het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad per 1 september 1941 zou blijven ‘rusten’ Hun taken werden na die tijd waargenomen door de burgemeester.
Vanaf april tot september 1943 was burgemeester IJzerman met ziekteverlof. Wethouder W. van der Weide was de waarnemend burgemeester in die periode.
Op 2 december 1943 werd aan burgemeester IJzerman ontslag verleend door de secretaris-generaal van het departement van Binnenlandse Zaken. De NSB’er en SD’er W.H. van den Brink werd op 14 februari 1944 benoemd tot burgemeester van Wageningen. Ook in deze periode was W. van der Weide waarnemend burgemeester. Op 13 mei 1944 werd van den Brink als burgemeester geïnstalleerd.
Een burgemeester in bezettingstijd
Mattheus Johannes IJzerman, werd op 1 april 1938 benoemd tot burgemeester van Wageningen. De installatie volgde op 7 april. Hij was de opvolger van burgemeester J.M.A. Wijnaendts van Resandt.
lees verderOp 29 augustus 1939 ontving burgemeester IJzerman het voorschrift Afvoer Burgerbevolking van de Minister van Defensie A.Q.H. Dijxhoorn. Hierin stond vermeld dat Wageningen, in geval van een Duitse aanval, in de frontlinie zou komen te liggen.
De gemeente Wageningen hield rekening met het onvermijdelijke en bereidde een evacuatieplan voor. In die periode werd organisatorisch enorm veel werk verzet.
Na de inval en tijdens de bezetting van de Duitsers waren vanaf het hoogste niveau de ambtenaren op hun post gebleven ‘om ook in deze moeilijke tijden hun plicht te doen, in het belang van de bevolking’. Dit was ook de strekking van een officiële geheime richtlijn uit 1937 ‘De Aanwijzingen’. De ministers waren naar Engeland gevlucht!
Een burgemeester in oorlogstijd moest wel goed weten wat hij deed, hij bevond zich op een hellend vlak. Van ‘burgervader’ werd hij geleidelijk tot werktuig van de nazi’s, eenvoudig omdat het systeem hem geen andere keus liet. De burgemeesters kregen Duitse voorschriften opgedrongen.
Talrijke burgemeesters die voor de oorlog benoemd waren kregen of namen ontslag.
Op 27 mei 1941 werd tot commissaris van politie benoemd, Willem Marinus Versteeg, Majoor van Politie, lid van de NSB en begunstigd lid van de Germaanse SS. Versteeg vertrok in juni 1943 naar Amersfoort.
Zijn opvolger was Albertus Christiaan Adrianus Neu, Opperluitenant van Politie, lid van de SD en SS.
In Wageningen begon het jaar 1943 met de diefstal van de persoonskaarten uit het stadhuis en de arrestatie van studenten. Enkele weken later volgde een razzia op studenten. Op 9 maart 1943 werd een mislukte aanslag op de commissaris Versteeg gepleegd. In een woonwijk kwam op 26 maart een bom neer waarbij 27 inwoners werden gedood.
Burgemeester IJzerman was met ziekteverlof van 9 april 1943 tot 1 september 1943. In april verbleef hij in Eibergen, later werd hij opgenomen in een ziekenhuis in Enschede. Per 1 september hervatte IJzerman zijn werkzaamheden. Per telegram kreeg de burgemeester op 4 september 1943 het verzoek van de wnd. Gewestelijk Politie-President om opgave van gemengd Joodse huwelijken. IJzerman antwoordde dat hij op grond van godsdienstige overwegingen niet wilde overgaan tot het verstrekken van de gevraagde gegevens, Op 28 oktober 1943 werd de buurman van IJzerman, Dr. Jan Boes nabij zijn woning aan de Hesselink van Suchtelenweg vermoord. Beide gebeurtenissen hebben ongetwijfeld te maken gehad met het ontslag van de burgemeester.
Op 2 december 1943 werd ontslag verleend aan de heer ir. M.J. IJzerman als burgemeester van Wageningen en als curator van de Landbouwhogeschool door de secretaris-generaal van het departement van Binnenlandse Zaken.
Na het vertrek van IJzerman werd de NSB’er en SD’er W.H. van den Brink benoemd als burgemeester van Wageningen.
NSB burgemeester van den Brink
De NSB’er Wouter Hendrik Van den Brink werd op 14 februari 1944 benoemd tot burgemeester van Wageningen.
lees verderHij werd geboren in Barneveld op 9 juni 1904.
Van juni 1940 tot begin 1944 was hij verbonden aan de Sicherheitsdienst (SD) te Arnhem.
Zaterdag 13 mei 1944 werd Van den Brink geïnstalleerd als burgemeester.
Nu was het de gewoonte dat de burgemeester van Wageningen ook benoemd werd tot curator van de Landbouwhogeschool. Van den Brink verwachtte dat hij ook benoemd zou worden in het Curatorium. Toen die benoeming uitbleef schreef hij een brief aan ‘kameraad’ van Dam met de vraag waarom zijn benoeming achterwege bleef.
Op 31 mei 1944 schreef Van Dam een brief aan de president-curator, hij (Van Dam) was tegen een benoeming.
Jan van Dam was secretaris-generaal van het ministerie van Opvoeding, Wetenschap en Cultuurbescherming.
Dinsdag 5 september ‘Dolle Dinsdag’ vertrok het gezin van de burgemeester mee met de wegtrekkende Duitse troepen.
Van den Brink zelf liet zich daarna nog af en toe in Wageningen zien.
Op 17 september 1944 was hij tijdens het bombardement in zijn woning Ericalaan 6, met zijn chauffeur/bewaker en de familie Heijdenrijk. De dag van het bombardement was hij onzichtbaar en onvindbaar evenals de dagen daarna.
Op 28 september 1944 werd Van den Brink door de waarnemend commissaris van de provincie Gelderland ir. H. Hondius benoemd tot waarnemend burgemeester van Barneveld.
Van den Brink werd gearresteerd op zijn onderduikadres. Na een kort verblijf in het interneringskamp te Wezep kwam hij voor het Bijzonder Gerechtshof te Arnhem.
Hij werd veroordeeld tot een verblijf in een Rijkswerkinrichting.
Conform de eis veroordeelde de Bijzondere Raad van Cassatie d.d. 25-02-1950 Van den Brink tot 9 jaar en 6 maanden met aftrek van voorarrest.
Bronnen
Kleine Kroniek 1940 – 1945, F. van der Have
Gemeentearchief Wageningen